Afbeelding
Foto: Nick Oostendorp

Zwaleman | Luchtjes

Algemeen

Luchtjes

"Trek nog even een schoon overhemd aan", adviseerde mijn liefste. Inderdaad, geen overbodige luxe, moest ik toegeven. Een uurtje geleden nog maar stond ik bij het fornuis om een oosterse maaltijd te bereiden. Met het vuur onder de wok flink hoog gedraaid. Zonder twijfel de mooiste manier van koken, met de wok. Maar er zit ook een nadeel aan. Zeker als prei en ui belangrijke componenten van het gerecht vormen hangt de lucht daarvan nog uren lang in heel het huis. En in je kleren. Ik had voor die avond nog een interviewafspraak, dus inderdaad maar even omkleden. En nu ik er over nadacht: voor een snelle douche was ook nog net tijd over.

Onderweg naar mijn afspraak moest ik toch even lachen in en om mezelf. Zoveel drukte, omdat je misschien een beetje naar prei ruikt! Stel nou, dat ik één of twee generaties eerder was geboren. Dat het nu 1968 zou zijn geweest, of 1938. Zou ik me dan ook hebben gedoucht en omgekleed? Natuurlijk niet. De generaties voor mij, die dus van mijn vader en opa, verschoonden zich soms maar één keer per week. En zelf werd ik in mijn jongste jaren ook alleen op zaterdag door mijn moeder in een zinken teil gezet. Het 'bad' waarvan ik het op het fornuis opgewarmde water deelde mijn mijn twee oudere zusjes. Een douche hadden we domweg niet in de vroege vijftiger jaren.

Het was in die tijd ook eigenlijk heel gewoon, dat er aan mensen een luchtje zat. Letterlijk! In mijn klas op de lagere school zaten twee boerenjongens. Hun vaders waren niet al te grote boeren: vijf, zes koeien in een grupstal, een paar varkens in een kot en een stel kippen die los op het erf liepen. Tja, op zo'n bedrijfje rook het altijd naar persvoer, naar de dieren en naar de mest die ze produceerden. En die lucht ging ook in de kleren zitten. In de klas, waar het 's winters knap benauwd kon zijn, rook het vaak naar een mengeling van zweet, krijt en natte, op de verwarming drogende kinderjassen. Maar die twee boerenjongens rook je daar boven uit. En oh ja, dan was er ook nog dat meisje dat uit Indonesië kwam en dat heel bijzonder, maar in mijn beleving zeker niet onaangenaam rook. Later heb ik begrepen dat dit kwam door de ingrediënten die haar moeder bij het koken gebruikte en die wij boerenkooleters (over luchtjes gesproken) toen nog niet kenden.

Was het nou erg, dat je mensen kon ruiken? Ach nee, wij vonden toen van niet. We kenden zelfs dat spreekwoord van onze opa's en overgrootvaders nog: Twaalf boeren en enen ulk (bunzing) dat bunt dattien stinkerts. Dat zou ik nou niet meer durven zeggen. En trouwens: één van die boerenjongens uit mijn klas kwam ik een paar jaar geleden nog tegen. Hij is nu eigenaar van een groot en supermodern melkveebedrijf. Om hem heen hing een zweem van – volgens mij - Dior Sauvage pour Hommes. Lekker luchie trouwens!

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant