Afbeelding

Gebeurtenis uit het oorlogsleven van Hendrika Lerink

Het oorlogsleven van Hendrika Lerink (Wezinkhof)

Hendrika (Riek) werd op 17 november 1923 geboren op boerderij 'Wezinkhof' aan de Slinge in toen nog de gemeente Laren. Zoals ze zelf zegt; "'t Lig an 't veutenende van ton nog gemeente Laorne, tegenwoordig gemeente Borculo. Links voor de Schöttelerbrug."

Riek komt uit een gezin van tien kinderen. Het was dus een drukke bedoening op het erf van boerderij Wezinkhof en ze was zestien jaar toen de Tweede Wereldoorlog in Nederland uitbrak. Al voor de inval van de Duitsers kwam de realiteit van de naderende oorlog dichtbij. De dreiging van een oorlog had voor de mobilisatie van het Nederlandse leger gezorgd. Deze mobilisatie bracht met zich mee dat er verschillende verdedigingslinies door de Achterhoek liepen waarbij de Schöttelerbrug onderdeel uitmaakte van de A-lijn en vernietigd diende te worden bij een inval van de Duitsers. De brug werd bewaakt door een sectie van het 16e grensbataljon die gelegerd waren vlak bij de brug. Net als bij andere objecten in de Achterhoek bouwden de soldaten een houten hutje om kwartier te maken. Deze mannen hadden de familie Lerink reeds gewaarschuwd dat als de Duitsers kwamen de brug de lucht in ging en zij dus weg moesten voor het gevaar van de ontploffing. Het huis was al leeggehaald en Riek herinnert zich nog goed dat ze sliep in haar ledikant maar dat alles weg was en de kasten leeg waren. Toen het signaal kwam in de vroege ochtend van de 10e mei rende de hele familie richting Wiechers aan de Wiechersweg om daar te schuilen achter de wal, maar deze werd al niet meer bereikt voor de brug ontplofte. Toen ze terug op Wezinkhof kwamen bleek gelukkig dat er niets beschadigd was. Het hutje van de soldaten was volledig omver geblazen en de buurman van de boerderij 't Schötteler was gewond aan zijn arm en daar waren de ramen er uitgeblazen. Ze ziet nog de Nederlandse soldaten achterin de vrachtauto wegrijden vlak voordat de Duitsers kwamen. De konden niet meer over de brug, deze was immers opgeblazen, maar ze reden met motoren over de spoorbrug even verderop over de Slinge. Haar broer werd onder bedreiging van een pistool gedwongen om alle rotzooi aan de kant te vegen om de banden niet te beschadigen en dan weet je het wel, vegen dat deed je. Na gedane arbeid kregen ze wel een paar sigaretten van de Duitse soldaten. Later tijdens de oorlog ging Riek samen met haar zus vrijwilligerswerk doen bij Café Venderbosch in Ruurlo. Dit café was ingericht om de duizenden vluchtelingen die vanuit de kant van Arnhem door Ruurlo trokken te helpen.

Vrijwilligerswerk bij Vluchtelingenzorg op 22 februari 1945
"Als vrijwilliger van vluchtelingenzorg stapte ik die morgen op de fiets richting Ruurlo. Het was toen nog rustig in de lucht. Het liep niet zo lekker op een kapotgeschoten weg met houtgasbanden (zo noemden we onze massieve fietsbanden), maar we kwamen waar we wezen moesten namelijk bij café Venderbosch. Enkele oudere dames uit Ruurlo zorgden ervoor dat alles zover mogelijk goed verliep. We begonnen meestal met dekens uit kloppen, gewoon buiten op straat. Gek, maar wanneer ik dit typ gaan mijn handen vanzelf naar mijn hoofd,want het stikte van de luizen en vlooien. In Ruurlo konden ze zich gelukkig wassen. Verder werd de ochtend gevuld met brood smeren, afwassen en pap halen van de boterfabriek. Dat was zeulen met z'n tweeën met die 40 liter melkbussen. Zat onze tijd er op dan ging het weer huiswaarts, zo ook op deze dag. Onderweg kwam ik een vluchtelingenwagen achterop. De mensen herkenden me en zwaaiden me toe. Ik was toen al dicht bij huis toen het gedonder in de lucht weer begon. Ik weet nog dat ik de fiets van me afsmeet en over het prikkeldraad springend de snelste weg naar huis nam. Daar was iedereen al in de kelder of buiten in de schuilkelder gedoken. Heel angstig waren die ogenblikken, het was net of het dak van het huis ging. Buiten riep één van mijn broers me om mee te gaan naar de weg. Bij de 'Tol' aan de Groenloseweg was een vluchtelingenwagen beschoten en ja wel de wagen die ik net gepasseerd was. Omdat er vaker letsel was op de weg hadden we een oude schoenendoos met linnen lappen altijd klaarstaan. Op de weg troffen we een bloedend paard voor de wagen aan, kippen kakelden door de berm. Een linkerarm lag op de weg, een ring nog aan de vinger. Onder de regengoot dicht tegen de het huis aangedrukt stond de voerman. Bloedend, de botten stoken uit zijn afgerukte arm. De vluchtelingen die hij vervoerde zaten met de bewoners in de kelder. Op de deel hebben we van meelzakken een bed gemaakt. Een zoon van de bewoner was met de fiets op weg naar de dokter. Deze jongeman, Henny Nijland heeft ook een gevaarlijke rit gehad. Toen de dokter kwam hadden we hem zo goed mogelijk verbonden. Hij had beter verband bij zich, maar hij moest naar het ziekenhuis. Dokter Andriessen had wel de auto bij zich maar deze was zo klein dat een liggende patiënt er niet in kon. Bij ons thuis waren eten halers uit het westen, deze mensen hadden een bakfiets bij zich. Deze werd door mijn broer gecharterd en dat werd de ziekenwagen. De route was Ruurlo – Barchem – Lochem.
De tocht naar Lochem was bar. De vliegtuigen bleven zoeken en ondertussen leed de patiënt veel pijn. Mijn broer kon met zo'n bakfiets alle gaten niet ontwijken. Maar we zijn in Lochem aangekomen. Het ziekenhuis was toen nog op de 'Cloese'. De terugtocht ging via Barchem over de Maandagsdijk naar huis waar ze blij waren dat we heelhuids thuis kwamen."