De grote modderkruiper. Foto: Arthur de Bruin
De grote modderkruiper. Foto: Arthur de Bruin Foto:

Biodiversiteit in Berkelland: De grote modderkruiper

BERKELLAND - In de zomerweken besteedt het Achterhoek Nieuws aandacht aan bijzondere flora en fauna in Berkelland. Berkelland is een rijke gemeente als het gaat om biodiversiteit met meer dan 1160 verschillende dieren en planten. Maar om dit in stand te houden, is desalniettemin een omdenken nodig met betrekking tot omgang met de natuur. Gelukkig ontstaat een toenemend besef bij bezitters, gebruikers en beheerders van de natuur en het landschap om ons heen dat natuur en wonen, werken en recreëren prima samen kunnen gaan. Het beste bewijs daarvoor vormen de dieren en planten zelf. De beloning voor goed natuurbeheer is hun verschijning, maar ze zijn karig met cadeautjes.

Door Rob Weeber

Deze week is de laatste aflevering waarin de grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) centraal staat, ook wel weeraal genoemd omdat hij gevoelig is voor veranderingen in de luchtdruk. De grote modderkruiper is een bijzondere vis die, zoals de naam al aangeeft, graag in de modderige bodem van ondiep water kruipt. Een volwassen dier is zo groot als een uitgestrekte mensenhand. Hij heeft gele en bruine strepen over het ronde lijf en tien baardharen rond de bek. Hij kan bovendien met zijn kieuwen, door de huid en door de darmen ademen. Het luchthappen via de bek is soms nodig omdat hij in ondiep, zuurstofarm water kan verblijven. De grote modderkruiper is een beschermde en ook bedreigde diersoort. In mei van dit jaar is er een rapport verschenen van de stichting RAVON (reptielen, amfibieën en vissenonderzoek Nederland) uit Nijmegen die in opdracht van de provincie Gelderland onderzoek gedaan heeft naar beheers- en inrichtingsmaatregelen om de populatie in stand te houden en uit te breiden. Onder meer is gekeken naar het voorkomen van de soort. Via DNA-onderzoek in het water bleek dat er in de gehele provincie 42 vindplaatsen, leefgebiedjes, zijn, waar de grote modderkruiper nog voorkomt. Het zijn evenwel geïsoleerde gebiedjes. Slechts 28% van deze leefgebiedjes werden als 'goed' beoordeeld. De rest was matig of slecht. Als er dus geen maatregelen worden genomen, dan verdwijnt de soort in deze laatste twee categorieën. Rond Berkelland zijn er twee leefgebieden beoordeeld, de Koffiegoot, het smalle water dat dient ter afvloeiing van het water van het Haaksbergerveen en de Kooigoot, de watergang tussen Beltrum en Groenlo. Deze laatste heeft bovendien als leefgebied het predicaat 'slecht' gekregen. De Koffiegoot is als matig beoordeeld.

Het ideale leefgebied van de grote modderkruiper bestaat van oudsher uit modderige, ondiepe, vegetatierijke, moerasachtige wateren. Het waren dan ook vooral de overstromingsvlaktes rond de grote rivieren waar de meeste populaties te vinden waren. Als in het voorjaar de oevers overstroomden, waren dit ideale paringsplekken. Het ondiepe water was warm en er kwamen nauwelijks natuurlijke vijanden zoals roofvissen in voor. Bij een hoge temperatuur van 24° C komen de eitje al na een dag of twee uit. Als in de zomer het waterpeil zakte, dan lieten de jongen zich meevoeren naar het lager gelegen open, ondiepere water. De vissen gedijen dus het beste bij een natuurlijke peilwisseling. Maar juist daarin ligt een van de belangrijkste oorzaken van de teruggang van de soort. Door het moderne landbeheer, inpoldering van rivieren, intensivering van de landbouw, ruilverkaveling, dijkenaanleg, schoning van sloten en verlanding van het watergebied, ontstond een tegennatuurlijke, een optimale peilwisseling. De leefgebieden raakten geïsoleerd en de paaikansen werden verkleind. Veel vissen vonden de dood door gebrek aan paaigebied, het voorkomen van natuurlijke vijanden door het diepere water en doordat ze bij te intensieve slootschoning onvoldoende vluchtkans hadden en op het droge werden getrokken.

De RAVON heeft in haar rapport heel duidelijk aangegeven waar de kansen liggen om populaties weer te laten groeien. Zo betreft een van de mogelijkheden de aanleg van zogenaamde natuurvriendelijke oevers, waar het waterpeil op een natuurlijke manier wordt geregeld. Dat wil zeggen hoogwater in de winter en het vroege voorjaar en laagwater in de zomer en herfst. Ook de aanleg van ondiepe zijsloten vergroot de kwaliteit van het leef- en voortplantingsgebied. Verder kan men het schonings- en baggerbeheer aanpassen. Als er teveel modder uit sloten wordt weg geschept, vermindert dit de leefkwaliteit voor de grote modderkruiper. Bij te brede afvoerwateren verder, kan men de extra ruimte benutten door waterplanten te laten staan. Dit vormt een goede schuilplaats bij schoningswerkzaamheden. Gelderland is een belangrijk gebied voor de grote modderkruiper en er is veel werk en aandacht nodig om tenminste de leefgebieden met de kwalificatie 'slecht' op te waarderen.

Dit artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van Arthur de Bruin, projectleider bij de Stichting RAVON.