Willem Reurslag bij het gat in de gevel van de boerderij door Messerschmitt-kogels. Foto: Rob Weeber
Willem Reurslag bij het gat in de gevel van de boerderij door Messerschmitt-kogels. Foto: Rob Weeber Foto:

Viering bevrijding Geesteren opnieuw op Eerste Paasdag (deel 2)

GEESTEREN - Net zoals in 1945, werd op zondag 1 april, Eerste Paasdag, de bevrijding van Geesteren gevierd, zij het dat er nu geen Canadezen door het dorp trokken. Willem Reurslag uit Geesteren was net geen vijf toen de oorlog begon, maar kan zich veel feiten nog goed herinneren. Hij groeide op de boerderij op, een plek waar tijdens de oorlogsjaren vreemd genoeg vriend en vijand samenleefden en zelfs werkten. Slechte herinneringen heeft hij niet, maar de jaren hebben zeker indruk gemaakt. Vorige week was het eerste deel van Willems verhaal te lezen in Achterhoek Nieuws. Deze week deel twee, en volgende week kunnen de lezers nog een derde artikel verwachten, met informatie die Willem Reurslag nooit eerder naar buiten bracht.

Door Rob Weeber

In 1942 kwamen de razzia's op de Joden op gang. Er woonden veel Joodse gezinnen in Borculo en velen daarvan zijn opgepakt en niet teruggekeerd. Boer Karssenberg had een weiland bij Borculo en zag op een dag een overvalwagen bij het toenmalige café Hageldoorn. Hij fietste snel naar Geesteren om het aanwezige Joodse gezin te waarschuwen. De Jodenster was toen al verplicht. Maar Bernard Maneveld Meyer, kalververkoper, wilde niet vluchten en werd met zijn gezin opgepakt en weggevoerd.

In Geesteren zaten ook Joden ondergedoken. Boer Hiddink had twee Joodse kinderen verborgen die volgens Willem verraden en weggevoerd zijn, evenals de boer zelf. Zij zijn niet teruggekeerd. Bij de familie Reurslag zaten twee Joodse jongens van 16 jaar verborgen achter een paar planken, achter de vorkjesschudder in de wagenloods. Zij werden 's nachts door fietsenmaker Schuppert uit Borculo gebracht. Veel plek was er niet en het was erg koud in die ruimte. "Mijn oma verzorgde die jongens. Ze droeg altijd een baalschort waarin ze van alles meenam, zoals de aardappelen uit de moestuin. Daarom viel het niet op dat ze er een pannetje met warm eten in verborg dat ze dagelijks heen en weer bracht. Door de aanwezigheid van de Joden nam de spanning op de boerderij wel toe. Mijn moeder stond doodsangsten uit en sliep 's nachts slecht. Op een gegeven moment zei ze dat of de knecht/onderduiker Jan de Boer weg moest, of de Joden. Zo niet, dan zou ze zelf gaan. Uiteindelijk zijn de Joodse jongens begin 1943 weggegaan."

Willem herinnert zich ook de opkomende bombardementsvluchten naar het Ruhrgebied van de geallieerden. Er stonden twee Duitse zoeklichten opgesteld, een aan de Hekweg en een in Haarlo. Overvliegende, geallieerde bommenwerpers werden in het lichtschijnsel gevangen en bestoken door Messerschmitts, Duitse jachtvliegtuigen. Het was voor een vijfjarige een opwindend schouwspel om te zien hoe de lichtbundels de vliegtuigen in hun greep hielden. Als antwoord op de Messerschmitt werd de snelle Spitfire ontworpen die de Messerschmitt moest afvangen. Zij doken van bovenaf op de Duitse jagers en beschoten hen. De gevechten die daarbij ontstonden, speelden zich af en toe dicht bij de grond af en zo ontstond de schade in de voorgevel van de boerderij die op de foto te zien is. Ook molen De Ster werd in brand geschoten. Toen de geallieerden eenmaal het luchtoverwicht hadden, vlogen er dagelijks bommenwerpers over naar Duitsland. Menig nacht werd toen door de familie in de schuilkelder doorgebracht.

Invasie Normandië
Het gezin kreeg eind 1943 vier Duitse soldaten ingekwartierd, Erich, Ernst, Walter en Josef. De twee andere soldaten met hun Russische gevangen waren toen al weg. Zij waren op een nacht vertrokken zonder enige vorm van afscheid. Iedere morgen en avond werd er appèl gehouden, een gebeurtenis waarbij veel geschreeuwd werd en waarvan vanuit de bevolking niemand bij aanwezig mocht zijn. Ook de kinderen mochten niet blijven kijken, maar dat was meestal tegen dovemansoren gezegd. Het waren geen kwade soldaten. Willems vader sprak dialect met soldaat Erich, hij kwam uit de buurt van Osnabrück en kon de streektaal van het gebied goed verstaan Toen Willems vader zich een keer over de Landwacht beklaagde, zei Erich dat ze hem 's nachts konden wakker maken als ze kwamen. Maar verder was het devies toch afstand bewaren en mond dichthouden. In de winter van 1943-1944 hadden de buurtkinderen een sneeuwhol gemaakt en er een 'W' in gekrast, de eerste letter van de naam Wilhelmina. Dat was gevaarlijk en de buurman heeft die er weer snel afgeveegd.

De invasie in Normandië stond inmiddels voor de deur. "Jan Kelderman zat nog steeds ondergedoken bij boer Voskamp en werkte in de varkensschoppe. Hij was de verbindingsman voor het verzet in Zutphen. Als er droppings werden voorbereid, dan werd via de radio de code doorgegeven dat het gras groen of bruin was. Groen betekende dat het doorging, bruin dat het werd afgelast. Via de twee clandestiene radio's was mijn vader ook op de hoogte van het verloop van D-Day. Toen de invasie bezig was, wist hij dat de geallieerden al met 10 dagen Parijs hadden bereikt, maar de Duitse officier die het dagelijks appel afnam, vertelde hem dat de Duitse troepen de geallieerden weer terug in zee hadden gedreven. Natuurlijk mocht mijn vader niet laten blijken dat hij andere informatie had, want dat zou het verzet in gevaar hebben gebracht. Hij hield de boot maar een beetje af in het gesprek. Jan zijn familie woonde in Zutphen, zijn vader had een bakkerij in de Turfstraat. Bij een bombardement op Zutphen, werd de bakkerij getroffen, waarna de gehele familie besloot op de fiets naar Geesteren te vertrekken, op zoek naar zoon Jan. Uiteraard wisten ze niet waar Jan verbleef. Dus heeft mijn vader ze er maar snel heen gebracht voordat ze teveel rond vroegen. Dochter Dinie, de koerierster, verbleef bij ons thuis."

Bevrijding
Op 1 april 1945, het was Pasen, werd Geesteren bevrijd. Vanuit de Dennendijk reden er drie geallieerde gevechtswagens het dorp binnen. Doel was de kerk, waar volgens het verzet nog Duitsers in de toren verschanst zaten. Maar achteraf bleek dat die al vertrokken waren richting Lochem, waar nog veel gevochten werd. Willem herinnert zich nog dat de Canadese soldaten van de derde gevechtswagen chocolade en sigaretten uitdeelden. Door zijn geringe lengte echter kon hij er niet bijkomen.

Nu de kust veilig was, kwamen er vanuit Neede ook geallieerde tanks richting Geesteren, bezig met de opmars richting Gelselaar, Lochem en Zutphen. Het was de Canadezen opgevallen dat Jan de Boer, de onderduiker bij de familie Reurslag, zowel Engels als Duits sprak. Hij kreeg toen de vraag om mee op te trekken richting het Rijnland als tolk. Op advies van vader Reurslag heeft hij het aanbod aangenomen en vertrok van de boerderij. Later werd hij douaneambtenaar in de Rotterdamse haven. Hij zou nog ieder jaar terugkeren naar de boerderij van de familie Reurslag, op zoek naar 'zijn' koeien en zijn oude onderduikhol.