Sallo van Gelder in de sjoel of synagoge in Aalten een jaar of vijf geleden. Sallo is voorzitter van de Joodse gemeente in Aalten. Foto: eigen foto/EO

Sallo van Gelder in de sjoel of synagoge in Aalten een jaar of vijf geleden. Sallo is voorzitter van de Joodse gemeente in Aalten. Foto: eigen foto/EO

Een persoonsverwisseling redde Sallo van een
gewisse dood

Aaltenaar overleefde de oorlog, maar blijft er altijd mee bezig

Door Mark Ebbers

AALTEN - Dat hij er nog is, is vrijwel zeker te danken aan de vergissing van een als non verklede studente. Zij wilde een bepaald jongetje redden van een transport naar een doorgangskamp, maar nam de ‘verkeerde’ mee, een jochie dat erop leek. Dat was Sallo van Gelder, inmiddels 84 jaar en woonachtig in het buitengebied van Aalten. Hij overleefde de oorlog via verschillende onderduikadressen en schreef er het boek ‘Sallo’s ontsnapping’ over. Zijn reddende ‘non’ heeft hij teruggevonden, maar de oorlogsperiode heeft hij zeker niet afgesloten. Zo is hij nog steeds bezig met twee Aaltense Joodse onderduikers waarmee hij korte tijd een onderduikadres deelde. De twee zijn door het verzet zelf gedood, maar waar zijn de lichamen gebleven? Sallo’s oorlogstijd lijkt een filmscript, met naast de vergissing van de non veel meer opmerkelijke en ingrijpende gebeurtenissen. Een ongevraagd script dat mogelijk nog eens verfilmd wordt.

Het boek
Het boek ‘Sallo’s ontsnapping’ is er sinds 2019 en het doet Sallo goed dat het zijn weg naar het publiek heeft gevonden, onder andere bij scholieren in Aalten en omgeving en bij het Aaltens museum. Eerder dit jaar verscheen een tweede druk. Hij kreeg er naar eigen zeggen misschien wel duizend reacties op, vooral van mensen die hem bijvoorbeeld in een winkel aanspreken, mensen die door zijn verhaal geraakt zijn.
“Het is ook het boek geworden dat ik wilde”, vertelt hij terwijl hij een exemplaar in zijn hand houdt. “Een boek met een genaaide rug, een hard kaft en gedrukt op het beste papier.” Een boek met naast zijn samen met een Winterswijkse schrijver opgetekende verhaal, tal van foto’s. “Die mooie plaatjes heb ik allemaal omdat dankzij mijn moeder de meeste foto’s de oorlog overleefd hebben.” Hij gaf het boek uit in eigen beheer, zodat hij alles naar eigen wens kon doen.
Sallo gaat zelf niet langs scholen of andere plekken om zijn boek te presenteren of lezingen te houden. “Het boek moet het werk doen”, zegt hij resoluut.

Aalten, Arnhem, Amsterdam en terug
Sallo’s onderduikgeschiedenis begon in augustus 1942. “In Aalten doken mijn ouders onder met mijn vier jaar oudere broer David bij de familie Hiddink. Daar was geen plaats voor vier personen, dus bracht mijn vader mij naar de familie Te Lindert, ook bij Aalten.” Te Lindert was een landbouwer. “Mijn vader beloofde mij diezelfde avond weer op te halen, maar dat gebeurde niet.” Toch begon Sallo zich thuis te voelen bij de familie Te Lindert. In het begin mocht hij daar nog buiten spelen; zijn haar was zeer kort geknipt om de donkere kleur minder zichtbaar te maken. Maar vanaf 1943 moest hij binnenblijven. Bij gevaar moest hij soms wel uitwijken naar het roggeveld of naar zolders op andere boerderijen.
Augustus 1943 kwam de razzia. De Duitsers waren op zoek naar een geallieerde piloot en omsingelden de boerderij van Te Lindert. De piloot werd niet aangetroffen, maar Sallo wel. Hij werd vervoerd naar huize Rosorum in Arnhem, en was daar met andere Joodse kinderen in afwachting van verder transport. Boer Te Lindert werd geïnterneerd in kamp Vught, vanwege zijn hulp aan de jonge onderduiker.
Drie weken later, eind augustus, stond de zesjarige Sallo met andere Joodse kinderen op het Centraal Station van Amsterdam, te wachten op transport naar Westerbork. “Opeens werd ik gewenkt door een non. Ze nam me mee en verstopte me onder haar rok. Ze verwijderde mijn davidsster en nam me mee op de trein terug naar Arnhem. Het bleek een studente van het Christelijk Lyceum in Arnhem en een verzetsstrijdster. Ze stond eigenlijk op een ander jongetje te wachten, maar die kon ze niet vinden.”
In Arnhem werd Sallo door haar ondergebracht bij de familie Van der Water, waar hij zo’n vier maanden verbleef, totdat de familie het niet meer aandurfde de jonge onderduiker – die zich inmiddels Jantje Verhoeven noemde – te verbergen.
Zo ging Sallo of Jantje eind 1943 weer naar Aalten, rechtstreeks naar Te Lindert op boerderij Bosman. ‘Bos-Hendrik’, zoals de bijnaam van heer Te Lindert luidde, zat op dat moment nog gevangen in Vught en kwam een tijd later, net voor kerst 1943, terug naar huis.
In januari 1944 maakte een buurman van Te Lindert de opmerking: Hebben jullie dat kereltje nu toch weer in huis? Toen werd het te gevaarlijk bij Te Lindert en werd Sallo elders ondergebracht.
Een week of drie van die onderduikperiode verbleef Sallo bij de familie Van Eerden, op boerderij de Moâte. Daar ontmoette hij het Joodse echtpaar Frits Landau en Amalia Lorch. Amalia ontfermde zich over de jongen als was hij haar eigen kind, ze borduurde een zakdoekje voor hem dat hij nog steeds heeft. Amalia zou later door het gedrag van haar man met hem gedood worden door het plaatselijke verzet. Sallo vermoedt dat hij al snel weer werd weggehaald bij Van Eerden vanwege die ophanden zijnde gebeurtenissen.
In maart 1944 kwam hij opnieuw bij Te Lindert terecht. Enkele weken later werd hij eindelijk herenigd met zijn ouders en zijn broer die nog altijd waren ondergedoken bij de familie Hiddink. Het hele gezin bleef daar tot de bevrijding, zo’n jaar later.

Herenigd met zijn redder
Zijn reddende engel heeft Sallo teruggevonden, na veertig jaar. “Ik kwam erachter dat ze Sietske Visser-Hoekstra heette en belde haar. Maar ze wilde aanvankelijk weinig van me weten. Haar man belde me een dag erna terug en vertelde dat ze de oorlogsperiode wilden afsluiten en hoe ze jarenlang onder behandeling waren geweest.” Toch nam Sallo daar geen genoegen mee. “Ik kwam erachter waar ze woonden en heb ze thuis opgezocht. Ze liet me binnen, maar erg hartelijk was het nog niet. Maar toen ik later op hun huwelijksjubileum verscheen, leek het ijs gebroken.”
Toen Sietske op voordracht van Sallo een Yad Vashem-onderscheiding uitgereikt zou krijgen – voor niet-Joden die in de oorlog Joden hielpen – liet ze weten de onderscheiding niet in ontvangst te willen nemen. “Ze vond dat ze eigenlijk niet genoeg gedaan had, ze had alle kinderen willen redden. Ik heb haar gesmeekt om de onderscheiding toch te accepteren, ook omdat het bijzonder was dat ze bij leven werd onderscheiden en niet postuum. En … op de dag van de uitreiking was ze er, zelfs met haar kinderen.”
Inmiddels is Sietske al jaren overleden, maar één keer per jaar bezoekt Sallo het graf van de vrouw die hem zijn leven na 1943 heeft gegeven.

Tweede ouders
Een andere naam die voor altijd een grote plek in Sallo’s hart heeft gehouden, is die van de familie Te Lindert, die hij als zijn tweede vader en moeder is gaan beschouwen. Zijn langstdurende onderduikadres op verschillende momenten in de oorlog, zowel voor als na zijn redding. “Ik werd bij de zoektocht naar de piloot herkend als joods uitziend jongetje en verraden, een soldaat kwam, trok mijn broek naar beneden en zag dat ik besneden was. Nadat ik was weggehaald, werd meneer Te Lindert gevangen gezet in kamp Vught, wegens hulp aan onderduikers. Toen ik na mijn redding in Amsterdam via een ander adres weer op hetzelfde onderduikadres terechtkwam, zat hij nog steeds gevangen. Zijn vrouw schreef hem maandelijks een brief, maar kon daarin niet schrijven dat ik terug was, want er was kans dat de brieven zouden worden geopend. Nu was het zo dat ik hem tijdens het bidden aan tafel vaak had zien duimendraaien. Ik zei dat dat oneerbiedig was en dat als hij het nog een keer deed, ik een touwtje om zijn duim zou binden. Daarom schreef ze aan haar man: Als je weer thuis bent krijg je een touwtje om je duim – als een code. Zodat hij zou begrijpen dat ik was teruggekeerd.”

Gedood door het verzet
Wie Sallo ooit nog heel graag terug wil vinden, althans hun rustplaats en stoffelijke resten, zijn Frits Landau en Amalia Lorch. “Ik zat een drietal weken op hetzelfde onderduikadres in Aalten als zij, bij de familie Van Eerden. Frits was een ondergedoken Joodse veehandelaar; hij was onberekenbaar, niet bestand tegen de opsluiting en een alcoholist.”
Het verzet heeft het paar geliquideerd, dat is volgens Sallo zeker, op naar schatting 17 maart 1944, kort nadat hijzelf weer bij Van Eerden weg was. Waarschijnlijk omdat Frits door met name zijn drankgebruik een te groot risico was. Maar waarom hebben ze ook zijn vrouw gedood? “Wellicht omdat ze bang waren dat ze door zou draaien als haar man dood was.” Sallo vermoedt dat ze op enige afstand van hun onderduikadres, in het buitengebied van Aalten, zijn begraven. “Er is op de plek in de buurt van waar vermoedelijk de stoffelijke resten liggen, in 2020 een heel oude damesschoen gevonden die daarop wijst.”
Zijn zoektocht naar Landau en zijn vrouw, waarin hij geholpen wordt door enkele plaatsgenoten, wil Sallo doorzetten tot hij antwoorden heeft. Hij houdt zich aanbevolen voor aanknopingspunten voor het vinden van de begraafplaats van het Joodse echtpaar. “Mijn doel is ze een herbegrafenis te geven op de Joodse begraafplaats, respectabel en waardig, zodat op hun sterfdag het gebed voor hun zielenrust kan worden uitgesproken bij hun graf, een belangrijke Joodse traditie.” Een tekst voor op hun graf heeft hij al gemaakt.

Een film
Het leven van Sallo van Gelder lijkt een film, niet alleen tijdens de oorlog maar ook daarna. De oorlog die hem nooit loslaat evenmin als zijn zoektocht naar antwoorden. Sommige vragen zijn beantwoord, sommige nog niet. In een leven dat ook na de bevrijding voor de (latere) veehandelaar niet makkelijk was. Hij en zijn partner gingen uit elkaar toen hun enige kind, een dochtertje, vijf was. Zijn dochter verongelukte in 2000 op negentienjarige leeftijd, nauwelijks een jaar nadat ze naar Israël was geëmigreerd.
In Israël is momenteel een filmmaker geïnteresseerd in het maken van een film over het veelbewogen leven van de Aaltenaar. Een lang leven, in tegenstelling tot het jongetje waarmee hij destijds verwisseld werd. Niemand heeft daarvan ooit nog iets gehoord. Hij is vrijwel zeker om het leven gekomen in een kamp, daaraan twijfelt niemand.
In zijn boek zegt Sallo tegen het einde: Ik ben wel aan de dood ontsnapt, maar niet aan het leven.

Sallo (links) met zijn moeder en zijn broer David, voor de onderduik. Foto: eigen foto
Sallo enige jaren geleden. Medio jaren vijftig begon hij als veehandelaar, een beroep waarin hij nog steeds actief is. Foto: eigen foto
Het graf van Sietske, de vrouw die Sallo redde van het transport naar de kampen. Foto: eigen foto
De graftekst die Sallo maakte voor het echtpaar Landau. Foto: eigen foto
De damesschoen die vorig jaar werd aangetroffen, vermoedelijk van Amalia Landau. Foto: eigen foto